Negen maanden en vijf fases later

Lesley Verbeek
|

Het moment dat ik me besefte middenin de 5 fases van coronarouw te zitten kan ik me erg goed herinneren.

Het is inmiddels alweer een tijdje geleden; de zomer was net begonnen en de eerste hittegolf moest nog komen. Ik liep al een paar dagen rond met een enorme knoop in m’n maag, had nergens meer zin in, voelde me behoorlijk ellendig, en ik probeerde dat te verbergen voor mijn ouders.

Bij hen ben ik meteen aan het begin van de pandemie vanuit mijn studentenkamer ingetrokken om mee te draaien in het huishouden, nu mijn broertje met het syndroom van Pallister-Killian voor zijn veiligheid niet meer naar z’n dagbesteding gaat. Gelukkig zijn mijn ouders ook niet gisteren geboren en hadden ze snel door dat het niet goed ging met me. Mijn vader trok zoals gewoonlijk met gemak de beerput open met slechts een aantal woorden. Ik gooide eruit dat ik zo wanhopig was, en dat ik het gevoel had dat er iemand overleden was. Dat ik in de rouw was om mijn oude leven en dat dit gepaard ging met onoverkomelijke frustraties met het onrecht dat mensen aangedaan werd, niet door het virus, maar door de manier waarop ermee omgegaan werd - van te lakse overheidsmaatregelen tot virusontkenners (zij die voor eeuwig in fase 1 zitten).

Toen kwam ook nog die inmiddels beruchte ‘dor hout’ opmerking in een column van Marianne Zwagerman. Daarin schreef zij dat het virus “best ‘eerlijk’ te werk gaat”: “de zeis” gaat vooral door het “dorre hout”, oftewel oudere mensen. Wat daarop volgde was een stortvloed aan #GeenDorHout Tweets, waarin ouderen én mensen met ziektes en/of beperkingen en hun familieleden, een groep waar Zwagerman duidelijk niet aan had gedacht, zich genoodzaakt voelden te laten horen waarom hun leven het wél waard is om te redden.

Mijn hart brak vanwege die hernieuwde realisatie dat mijn broertje in een maatschappij moet leven waarin nog steeds ruimte is voor dor-hout-ideeën, die toch anno 2020 tot een ver, duister verleden zouden moeten behoren. Fases 2, 3 en 4 van het rouwproces gingen bij mij toen hand in hand en versterkten elkaar. Het onderhandelen uitte zich in het obsessief nadenken over hoe mijn leven eruit had gezien als er geen crisis was geweest en hoe mijn leven eruit zou zien als alles morgen ineens voorbij was. Met andere woorden: ik leefde in het verleden en in de toekomst; alles behalve in het ‘nu’. Boosheid uitte zich in constante woede op iedereen die niet ‘goed’ met de crisis om ging. Depressie uitte zich in wanhoop, vanwege het gevoel overgeleverd te zijn aan de handelingen van anderen. Het heeft al met al meer dan een half jaar geduurd, met de nodige tussenperiodes van hevige ups en downs, om bij fase 5 te komen: aanvaarding.

Uiteindelijk went alles. Die innerlijke rust waar ik juist zoveel waarde aan hechtte kwam terug. Wat enorm hielp was zien dat het hartstikke goed gaat met mijn broertje. De lastigste vragen waren: leert hij wel nieuwe dingen? Heeft hij het wel naar z’n zin? Hoe gaat het met de spieren in zijn benen nu hij geen fysiotherapie meer krijgt en niet meer met zijn loopkar over de ruime binnenplaats van zijn school kan lopen?

Maar we doen zo ontzettend ons best, en hij is erg blij. Onze oplossing voor het gebrek aan lopen was uiteindelijk om zijn rolstoel achter in de tuin te zetten en daar dan vervolgens heen te lopen vanuit het huis terwijl ik hem aan beide armen ondersteun. Op die manier heeft hij een doel om heen te lopen (anders komt ‘ie echt niet mee, de luie donder), en zodra hij zit kan ik met de rolstoel rondrennen over de hobbels in de tuin; dat is altijd lachen. Dit doen we twee keer per dag, en hij begint steeds meer zelf het initiatief te nemen om op te staan en te lopen. Op deze manier voelt het alsof we het nog wel kunnen volhouden tot het veilig genoeg is om hem naar school te brengen.

In feite is hij mijn redding; hij zorgt ervoor dat ik weet waar ik het allemaal voor doe. Voor de zorg hoef ik niks terug, maar toch geeft hij juist zo veel. Uit zelfbescherming maken die onrustige woede en depressie voor nu even plaats voor “weet je wat, eigenlijk zitten wij hier best heel prima”.

 

Lesley Verbeek is een student aan de Rijksuniversiteit Groningen, waar zij zich binnen de onderzoeksmaster Arts, Media & Literary Studies specialiseert in Disability Studies.