Mind the gap: aandacht voor de overgang van onderwijs naar arbeidsmarkt voor hoger opgeleide jongeren met een beperking

Marian de Groot
|

Ik ben nu 6 jaar directeur van Expertisecentrum handicap + studie en nog steeds gedreven om me in te zetten voor studenten met een beperking. Ons doel is dat studenten met een beperking succesvol kunnen studeren in de studie van hun keuze. Voor mij hoort daar nadrukkelijk ook de overgang naar de arbeidsmarkt bij. De afgelopen jaren heb ik me dan ook vastgebeten in dit onderwerp, want het blijkt taaie materie.

Als we kijken naar arbeidsmarktcijfers dan blijkt dat de arbeidsdeelname van mensen met een (arbeids)beperking veel lager (32 %) is dan die van mensen zonder een beperking (76 %). Onder hoger opgeleiden is die weliswaar hoger (45 %) dan onder laagopgeleiden (29 %), maar nog steeds is hier grote winst te behalen.

Uit de Nationale Studenten Enquête, die jaarlijks gehouden wordt onder alle studenten in het hoger onderwijs (hbo en universiteit), blijkt dat stage en (voorbereiding op de) arbeidsmarkt een knelpunt vormen voor studenten met een beperking. Ook studentendecanen, studieadviseurs en andere betrokkenen binnen de hogeronderwijsinstellingen geven aan dat de stage een struikelblok kan vormen.

Het is dan ook schrijnend, dat er op dit moment weinig structurele aandacht is voor de voorbereiding op en succesvolle overgang naar stage en werk van jongeren met een beperking in het hoger onderwijs.

Formeel is het onderwijs verantwoordelijk voor het opleiden tot een diploma/kwalificatie. Dan stopt de ondersteuning en staat de jongere er alleen voor, terwijl er nog wel behoefte aan ondersteuning is. Op universiteiten en hogescholen wordt slechts beperkt en incidenteel aandacht besteed aan de (specifieke) voorbereiding op en overgang naar de arbeidsmarkt van deze studenten.

Studenten met een beperking worden niet gemonitord hoe het met hen gaat na afloop van de studie, of na tussentijdse studie-uitval. Ze zijn niet (meer) in beeld bij de onderwijsinstelling. Er is wel een algemene alumnimonitor, maar daarin zijn geen vragen opgenomen over (werken met een) beperking. Conclusie is dat de onderwijsinstellingen hun verantwoordelijkheid ten aanzien van studenten met een beperking vaak niet waarmaken.

Ook bij de gemeenten is deze doelgroep niet in beeld. De Inspectie SZW constateerde in haar rapport ‘Als je ze loslaat raak je ze kwijt’, dat er groepen jongeren zijn die het onderwijs verlaten en niet aan de bak komen, zonder dat ze in beeld zijn bij gemeenten. Dit betreft bijvoorbeeld hoger opgeleide jongeren met een beperking.

Ook de ondersteuning van deze groep laat te wensen over. Sinds de invoering van de Participatiewet (2015) zijn gemeenten er verantwoordelijk voor dat iedereen die kan werken aan de slag gaat. En waar nodig ondersteund wordt. Hiervoor krijgen gemeenten budget van de Rijksoverheid. Vrijwel alle gemeenten geven hierbij prioriteit aan jongeren uit het speciaal onderwijs, het praktijkonderwijs en niveau 1 mbo. Hoger opgeleide jongeren met een beperking zijn niet in beeld bij gemeenten en worden niet gemonitord. Specifieke kennis en ondersteuning ontbreekt bij gemeenten.

De WAJONG (Wet Arbeidsongeschiktheid Jonggehandicapten) kan niet meer aangevraagd worden door studerenden. Na een hogeronderwijs-studie komen de meeste jongeren met een beperking niet meer in aanmerking voor WAJONG, omdat zij dan in theorie veelal meer dan het minimumloon kunnen verdienen. Zij tellen dan ook niet mee voor het zogenaamde doelgroepenregister en de banenafspraken, die overheid en bedrijfsleven gemaakt hebben. Dat betekent dat werkgevers voor hen geen beroep kunnen doen op regelingen, zoals loonkostensubsidie, no-riskpolis of jobcoach. De hoger opgeleide jongeren, die geen baan vinden, vallen dus tussen wal en schip. Ze zijn niet beperkt genoeg om in aanmerking te komen voor een Wajong-uitkering, en te beperkt om ‘normaal’ te kunnen concurreren met gezonde werkzoekenden om een baan. 

Mensen met een arbeidsbeperking moeten hun belemmeringen kenbaar maken om in aanmerking te komen voor ondersteuning vanuit de maatschappij. Daar staat tegenover, dat door het kenbaar maken van de beperking de kans op het verkrijgen van een stageplaats of baan afneemt. Veel werkgevers (49%) geven aan geen passend werk te hebben voor mensen met een arbeidsbeperking. Zij hebben vaak vooroordelen over werknemers met een beperking. Bijvoorbeeld dat deze werknemers vaker ziek zijn, veel begeleiding nodig hebben, lastig en duur zijn. Dit heeft te maken met onbekendheid met de doelgroep en het gebrek aan ondersteuningsmogelijkheden. Dit heeft als gevolg dat ze huiverig zijn om jongeren met een beperking aan te nemen.

Nu is er geen probleemeigenaar. Het lijkt erop dat de verantwoordelijkheid van het onderwijs ophoudt bij de uitstroom, en die van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) en de gemeente pas start als iemand thuis zit en een uitkering aanvraagt. Voor werkgevers zijn er geen stimulansen, zij worden alleen moreel aangesproken. Er liggen geen afspraken vast in de wet- en regelgeving voor de begeleiding en arbeidstoeleiding van hoger opgeleide jongeren.

De maatschappelijke kosten van aandacht, interventies en extra inspanningen van betrokkenen zouden echter opwegen tegen de maatschappelijke baten wanneer jongeren gaan werken, belasting betalen en geen uitkering meer nodig hebben. Door te participeren zal het gevoel van inclusie worden bevorderd en gezondheidswinst worden behaald.

De conclusie van Handicap + studie is dan ook dat passende begeleiding voor deze jongeren noodzakelijk is tijdens de overstap van onderwijs naar arbeidsmarkt. In deze belangrijke transitiefase (het laatste studiejaar en het eerste jaar na diplomering) gaat het om het vinden van een stage, het afstuderen, het zoeken naar werk, het solliciteren, het starten met werken en het behouden van je baan. Dit vraagt om onderkennen van de problematiek en duidelijke afspraken over verantwoordelijkheidsverdeling tussen ministeries, onderwijsinstellingen en gemeenten.

Ik wil pleiten voor landelijke en regionale afspraken over meer samenwerking tussen onderwijsinstellingen, gemeenten en werkgevers om te voorkomen dat hoger opgeleide jongeren met een beperking werkloos worden en/of blijven.

 

Marian de Groot is directeur van Expertisecentrum handicap + studie