Ver weg en toch dichtbij

Maartje Hoogsteyns
|

Tot mijn vreugde kreeg ik vorige week een email van Wendy. ‘Ja, ik kom!’, schreef ze. Wendy is een van de mensen die ik geïnterviewd heb voor ons onderzoek. Net als alle andere interviewkandidaten is ze uitgenodigd voor ons afsluitend symposium. En nu wil ze dus komen. Dat is fijn. Het contact met respondenten vormt een belangrijke basis van het onderzoek.

“Kun je mij het verhaal vertellen van je leven rondom dit hulpmiddel? Alle gebeurtenissen en ervaringen die voor jou persoonlijk belangrijk waren? Begin waar je wilt. Neem alle tijd die je nodig hebt. Ik zal alleen luisteren en ik zal je niet onderbreken. Ik maak alleen wat notities voor als ik straks nog wat vragen heb.”

Met deze exacte woorden gingen alle 27 interviews van start. Ik had verwacht dat mensen overdonderd zouden zijn door alle ruimte die ze geboden kregen, dat ze niet uit hun woorden zouden komen of om meer duidelijke aanwijzingen zouden vragen. Maar het tegenovergestelde gebeurde telkens. Mensen namen gewoon het woord. Ze bepaalden moeiteloos waar hun verhaal begon en eindigde. Soms waren ze na 10 minuten klaar, soms na twee uur. Dan namen we even pauze. Na de koffie gingen we verder.

Terwijl ik me nauwkeurig hield aan de volgorde van hun verhaal ging ik er dieper op in. Telkens weer stelde ik dezelfde vraag: “U zei .. (letterlijke bewoordingen van de geïnterviewde)… Kunt u zich nog meer specifieks herinneren van die situatie of periode?” Ik vroeg niet naar emoties, meningen of naar reflecties. Alleen naar specifieke herinneringen.

Het wordt de BNIM-methode genoemd (= Biographic Narrative Interpretative Method ). Mensen vertellen hun levensverhaal. Eerst uit zichzelf en daarna op basis van herinneringen aan zeer specifieke, tastbare situaties. Het levert vaak prachtig, tegenstrijdig en rijk materiaal op. Voor Disability Studies is het een interessante aanpak, omdat je heel dicht bij de ervaring van interviewkandidaten blijft. Zij bepalen de agenda, de onderwerpen, de volgorde, de relevantie. Ik mocht, als onderzoeker, nooit iemand onderbreken, nooit zelf een onderwerp aansnijden of een andere weg inslaan. Het voelde ver weg en toch dichtbij: juist omdat mijn inbreng beperkt was, raakten mensen op hun gemak en kon het interview erg persoonlijk worden. Soms kwamen mensen aan bij herinneringen waarvan ze niet meer wisten dat ze die hadden.

Elke openingsvraag die ik stelde ging over een hulpmiddel, een ding. Maar mensen zijn niet gewend te praten over dingen. Dingen gebruik je gewoon. In de material culture studies is het credo dan ook: als onderzoeker moet je niet luisteren naar wat mensen zeggen over objecten, je moet vooral kijken naar wat ze ermee doen. De BNIM-methode bood ons een goed alternatief. Door de focus op herinneringen aan specifieke, concrete situaties hebben we hulpmiddelen echt aan het werk gezien.

Terug naar Wendy. Het interview met haar was verassend en ontroerend. Ook zij leek verbaasd over hoe persoonlijk ze durfde te zijn.

Ik ben blij dat ze komt.

Maartje Hoogsteyns
maartje.hoogsteyns@wur.nl

1Wengraf, Tom, and P. Chamberlayne. "Interviewing for life histories, lived situations and experience: The biographic-narrative interpretive method (BNIM)." A short guide to BNIM interviewing and practice. Version 6 (2006).