Koester kritische meekijkers

Eline Roelofsen
|

“Meedoen is een soort gadget dat je aangeboden krijgt. Het is net zo als eigenlijk altijd maar het nieuwste mobieltje hebben, het is echt een trend. Loop je mee of loop je niet mee? Zo niet, dan is het pech.” Zo vatte mijn collega de resultaten van het onderzoek samen. En de volgende woorden zijn ook van haar:

“Die mannetjes boven mij, die zeggen mij hoe ik mee moet doen. Terwijl ze eigenlijk helemaal niet vragen wat ik wil en wat daarvoor dan nodig is. Het wordt gewoon hup geregeld en dan hebben zij zoiets van: ‘Kijk die mensen hebben meegedaan’. Of: ‘ik heb meegedaan’ terwijl ik dat eigenlijk helemaal niet zo ervaar. Want het wordt weer óver mij gedaan in plaats van met mij. Er wordt helemaal niet gevraagd: ‘Vind jij het echt wel zo belangrijk?’”

Zo hebben wij gekeken naar meedoen en meetellen in de samenleving voor mensen met een verstandelijke beperking. Een kritische blik op de huidige gang van zaken in de woningen, waar mensen lang niet altijd meedoen. Omdat zorginstellingen wel heel erg hun best doen om mensen goed op te ondersteunen, maar er tegelijkertijd ook allerlei krachten werkzaam zijn waardoor mensen uiteindelijk maar weinig te zeggen hebben in hun eigen leven. Een kritische blik ook op de huidige ontwikkelingen met de Wmo. Omdat het maar de vraag is of mensen met een verstandelijke beperking zelf meer willen én kunnen meedoen dan nu het geval is als er niet iets wezenlijks in die samenleving verandert waardoor mensen zich meer welkom gaan voelen. Omdat gemeenten, ondanks al hun goede voornemens en prachtige visies, ook gewoon organisaties zijn die net als de huidige zorgaanbieders een eigen dynamiek hebben en die bovendien geld moeten besparen.

Het onderzoek moest leiden tot een handreiking voor betrokkenen. Maar het onderzoek heeft ook deze kritische blik zoals dat disability studies betaamt. En wie zit er in praktijk te wachten op een handreiking met een kritische blik? Iedereen wil toch liever te horen krijgen dat hij het goed doet? En als dat dan al niet zo is, dan willen mensen gewoon een aantal tips hoe het beter kan. Zij willen geen moeilijke teksten waarin gevraagd wordt om te kijken naar de huidige praktijk. Laten wij ons dan verleiden tot een A4-tje met tips voor professionals? Of maken we toch maar een document waarin we mensen kritisch laten reflecteren op hun eigen handelen?

We hebben toch voor dit laatste gekozen: een kritische handreiking. Maar ook ikzelf ben niet vrij van de angst voor kritiek. Ik droomde dat er een hele grote horenaar in mijn slaapzak zat. Ik was doodsbang dat hij zou prikken. Toen ik wakker werd realiseerde ik me dat ook ik doodsbang ben om geprikt te worden, bang voor kritiek. En de eerste reactie van één van de respondenten was inderdaad dat zij zich niet wilde verbinden met deze resultaten. Daar was de eerste kritiek. Van iemand die, net als ik, ook liever geen kritische geluiden hoort? Dan toch maar een A4-tje met tips?

Toch is dit ook wat er gebeurt in praktijk. Mensen willen niet kritisch kijken naar hun eigen praktijk: “Nee, wij doen het goed, wij hebben het beste voor met mensen, cliënten staan centraal, wij kijken naar mogelijkheden van mensen”, enzovoorts. En als klanten, zoals cliënten en ouders, moeilijke vragen stellen die laten zien of de organisatie zijn idealen in praktijk wel of niet waarmaakt, dan zijn zij gewoon lastig of té emotioneel. Klanten mogen wel meedenken, maar dan op de manier van de organisatie. Zoals middels de Wmo-raad waar veel doelgroepen helemaal niet vertegenwoordigd zijn, omdat ze veel te ingewikkelde stukken van de gemeente moeten lezen. In plaats van dat de gemeente luistert naar wat zij te zeggen hebben.

Ik besef nu dat de kernvraag in de handreiking de volgende is: “Welke ideaalbeelden heb jij van je eigen gedrag? Hoe is het als anderen je daarop aanspreken?” met de tip: “Koester kritische meekijkers die de organisatie bevragen.” En hoe lastig dat is, dat merk ik zelf ook .....

Eline Roelofsen
e.e.roelofsen@vu.nl