Gewoon Meedoen? Wat is dat eigenlijk...?

Eline Roelofsen
|

Twee jaar geleden startten wij met het onderzoek 'Meedoen en Meetellen'. Het beleid van de zorg en de overheid, vastgesteld in de Wmo, is er op gericht dat iedereen meedoet in de maatschappij, ook mensen met een verstandelijke beperking. In praktijk blijkt dat nog niet zo makkelijk te zijn. Veel mensen met een verstandelijke beperking wonen nu wel in een woonwijk, maar participeren verder weinig in de maatschappij. De vraag is of het beleid van de zorg en de overheid wel aansluit bij de ervaringen van mensen met een (verstandelijke) beperking. Wat vinden zij zelf eigenlijk belangrijk als je het hebt over meedoen in de samenleving? Wat vinden de mensen uit hun omgeving?

In het onderzoek hebben we vijf mensen met een verstandelijke beperking opgezocht en hen gevraagd om te vertellen over hun ervaringen met meedoen en meetellen. Eén van deze mensen is Kees. Kees is 53 jaar. Hij woonde tot 10 jaar terug op een terrein van een zorginstelling. Tegenwoordig woont Kees, net als de meeste mensen met een verstandelijke beperking, in een gewone woonwijk. De vraag is hoe gewoon hij daar woont. Hij woont er samen met 20 andere mensen met een verstandelijke beperking. Binnen doet het huis vooral aan een ziekenhuis denken. Buiten staan er hekken om het huis, de buren zijn ver weg. Doe je dan mee in de samenleving?

Als ik Kees bezoek voor het eerste gesprek, wijst een begeleider mij naar zijn slaapkamer. Kees herkent mij niet meer. Hij weet nog wel dat er 2 dames langs zijn geweest voor een onderzoek. Hij vraagt waar het onderzoek ook al weer over gaat. Ik vertel dat we kijken naar meedoen en meetellen in de samenleving en naar wat er belangrijk is voor hem. Ik stuntel een beetje, niet wetend of ik hem goed heb verstaan en of hij begrijpt wat ik zeg. Vervolgens zegt Kees: “Ik wil hier weg.”

We kunnen met zijn allen wel willen dat mensen mee gaan doen in de samenleving, maar Kees is daar helemaal niet mee bezig. 'Meedoen' betekent voor Kees op dit moment iets anders dan 'deelnemen aan de reguliere samenleving'. Hij vindt het niet fijn in zijn huis. Ook in de gesprekken die volgen, komt dat steeds opnieuw aan de orde. Hij vertelt dat hij ruzie heeft met zijn huisgenoten en dat hij geslagen wordt. Begeleiding kan niet achterhalen dat hij fysiek geslagen wordt, maar onderkent wel dat hij zich in ieder geval niet prettig voelt. Zijn ouders blijken al 10 jaar op een onderzoek te wachten om te kijken waarom Kees zich niet veilig lijkt te voelen. En vooral wat ze er dan aan kunnen doen. Door allerlei organisatorische redenen is dat onderzoek er nog steeds niet geweest en gebeurt er eigenlijk niets.

's Avonds en in de weekenden is Kees veel thuis. Hij wil eigenlijk graag bowlen en spelletjes doen. De begeleiding krijgt het niet goed geregeld. De manager lijkt helemaal niet te weten dat die vraag er ligt. Zij vindt dat iedereen in huis zijn weg wel heeft gevonden. Bovendien zijn het oudere mensen, zegt zij, en hun leefwereld wordt nou eenmaal kleiner.

Ook de andere mensen met een verstandelijke beperking in het onderzoek vertellen verhalen waaruit blijkt dat ze in hun eigen leven eigenlijk maar weinig te zeggen hebben. Ze moeten steeds opnieuw verhuizen, ze worden weggestuurd van school of van hun werk. Ze hebben weinig invloed op de keuzes en de afspraken die ze voorgelegd krijgen. De vragen die ze hebben, verdwijnen in de organisatie.

Dus wat betekent 'meedoen in de samenleving' als je in je eigen huis nog niet eens echt meedoet?

Eline Roelofsen
e.e.roelofsen@vu.nl