Als autist kwalitatief onderzoek doen

Karin van den Bosch
|

Wat heb ik me in mijn hoofd gehaald? Waarom doe ik dit?

Druk in gesprek met mezelf verlaat ik de trein op weg naar mijn eerste interview. Gelukkig kan niemand mij horen, want de drukke dialogen die ik voer spelen zich in de stilte van mijn hersensynapsen af.

Natuurlijk ben ik goed voorbereid. Ik heb op internet gelezen hoe je een interview moet houden. Ik heb op Marktplaats een boek over kwalitatief onderzoek aangeschaft. In mijn kast stond ook nog een vergelijkbaar exemplaar uit mijn studietijd. Daar moet ik het mee doen. En met mijn ervaringen.

Mijn ervaringen met de vreselijkheid van gesprekken. Mijn ervaring met ‘als ik in mijn hoofd zit, zit ik niet in mijn lijf en zeker niet in mijn mond’, en dat is wel het orgaan dat de woorden moet vormen zodat andermans hersensynapsen er wat mee kunnen en niet alleen de mijne. Mijn ervaringen met jarenlange ‘gespreksvoering’ bestaande uit een verzameling moeizaam uitgestote mm’s, hm’s en grm’s . Mijn uitgebreidere repertoire kent ook ‘okee’, ‘ja’, ‘euh’ en ‘ofzo’ aan het eind van iedere zin.

Kortom, ik voel me sterk. Ik ben een autist en ik doe kwalitatief onderzoek.

Zoals altijd wanneer ik zelfvertrouwen nodig heb, herinner ik me al mijn opvoedingslessen die mijn moeder me gaf. ‘Kijk mensen toch eens aan als je met ze praat!’, ‘Zeg toch eens wat!’ of ‘Praat niet zo snel!’. Van feedback van vrienden weet ik dat ik mijn zinnen niet af maak. En die sociale vaardigheidstraining heb ik ook al nooit gevolgd.

Eigenlijk is het een wonder dat ik me überhaupt begrijpbaar kan maken. In de definitie van autisme staan communicatieproblemen immers bovenaan de top 3, op de voet gevolgd door problemen in sociale situaties. Sluiter in de rij zijn de zich herhalende gedragingen. Zou daar het herhalen van ‘euh’ in een gesprek ook onder vallen? Dat een interview een communicatieve daad is in een sociale setting kan iedereen begrijpen.

Ik zit dus op de plek waar ik me thuis voel. Ik heb alle vertrouwen in het komende interview. Not.

Nou ja, een beetje dan. Een helpende gedachte is dat mijn gesprekspartner ook autisme heeft. En twee autisten die begrijpen elkaar zelfs zonder woorden, toch? In de trein terug bedenk ik nog een helpende gedachte. Mijn respondent had de extraverte vorm van autisme. Een waterval van spraak waar ik met moeite drupjes ‘ja’ en ‘hm’  tussen kon laten vallen. Godzijdank zijn er autisten die graag urenlange monologen houden.

Na 3 interviews heeft mijn innerlijke criticus gewonnen. Dit doe ik zo niet meer. Ik besluit het houden van interviews uit te besteden aan de twee collega’s die mijn eenvrouwsteam komen versterken.  Waarvan één persoon overigens ook een autismediagnose heeft, en de andere persoon zichzelf ergens op het spectrum plaatst.

Ik blijf denken dat het een stom idee was om als autist kwalitatief onderzoek te doen. Tot ik de transcripts van de interviews van mijn collega’s teruglees. Zo perfect gingen hun gesprekken ook niet! Eigenlijk kom ik uit de onderlinge vergelijking best goed tevoorschijn. Mijn zelfvertrouwen groeit weer een beetje.

Na zes maanden ben ik zover. Ik durf weer zelf een interview te houden. Waar ligt die voicerecorder?

Geschreven op 4-12-2014

Karin van den Bosch, projectmedewerkster bij Disability Studies in Nederland, junior onderzoeker en autisme belangenbehartiger, doet onderzoek naar belangenbehartiging voor en door normaal begaafde volwassenen met autisme in Nederland. Zij schrijft over haar ervaringen gedurende het onderzoek.