Met z’n allen zo snel mogelijk richting De Meetlat

Sofie Sergeant
|

Daar zit ik, met een ambetant (vervelend) gevoel. Ik aan de ene kant van de tafel. Met aan de andere kant De Juf en de Intern Begeleider van de school. Beiden zitten erbij met een zorgelijke blik. Ik krijg klamme handen. Dat komt hier niet goed, denk ik. Ze kijken naar elkaar. Wie zal er beginnen. De Juf kijkt me aan en vraagt: “Hoe gaat het volgens u met uw Jongste Dochter op onze school?”. Ik voel weinig ruimte voor een positief verhaal. Onze Jongste Dochter gaat sinds drie weken naar school, in groep 3. Het is de eerste keer dat ze naar school gaat. We woonden tot vorig jaar in Berlijn. Daar ging Jongste Dochter naar een Duitstalige ‘kita’: een plek om te spelen met andere kinderen, in het bos. Nu is alles schools, en in het Nederlands, en ze moet hier aan alles wennen. Thuis wordt Vlaams gesproken maar dat is toch net even anders.

Maar nu moet ik antwoorden op die vraag… Natuurlijk is mijn kind overrompeld. Wij ook. De verhuisdozen zijn trouwens nog niet allemaal uitgepakt.

De Interne Begeleider vertelt me dat Jongste Dochter een buitenbeentje is in de klas. Ze is het enige kind dat raar praat (Vlaams doorspekt met veel Duitse woorden). Ze is het enige kind dat nog maar een paar letters kent. “Letters?”, schrik ik, we zijn toch nog maar drie weken bezig. Is dat niet iets voor groep 3 waar ze nu net aan begint? Nee dus. In Nederland is het de bedoeling dat bij de overgang van groep 2 naar groep 3 maar liefst zestien letters worden gekend. Daar is in groep 2 volop aandacht aan besteed.

Als moeder ga ik in de verdediging. Met enthousiasme vertel ik dat De Dochter heel wat geleerd heeft in de kita in Berlijn: boomklimmen, het verschil tussen eetbare en niet eetbare planten, de namen van de kruiden, het gebruik van messen, houtsnijden, brood bakken… Ik hoor mijn stem maar ik zie dat de inhoud van wat ik vertel niet aankomt aan de overkant. Ik voel me nog harder mijn best doen: ze heeft een goed evenwicht, is heel zelfbewust, heeft humor. Ik ga af als een gieter. De talenten die ik benoem maken weinig indruk op de Juffen aan de overkant.

Het verdict komt. Ze wisten het al de hele tijd. Het komt in een vraag: “Zou het niet beter zijn mocht De Dochter terug gaan naar groep 2. Dan kan ze wennen aan het Nederlands en aan de school…”. Tuurlijk. Klinkt logisch. Maar ik stel me al haar teleurstelling voor: ze begint nu net contact te leggen met andere kinderen, ze is zo trots dat ze gaat leren lezen en schrijven want ze is AL zes.

Ik zie nog één uitweg: uitstel… We spreken een nieuw overlegmoment af omdat “ik vind dat Mijn Man bij dit gesprek moet zijn”. Mijn Man moet dan voor het werk onverwacht wekenlang in het buitenland verblijven. We spreken zes weken later af. Die tijd had ze nodig om een beetje op haar plooi te komen en te wennen aan de nieuwe situatie. Ze voelt zich nu prima in de klas, ze leest, schrijft, rekent en geniet ervan. Een beetje tijd en geduld had De Dochter nodig.

Ik snap dat de juffen van deze Nederlandse school ook in een spagaat zitten. Ze doen volgens de regels van de leesmethode wat er van hen gevraagd wordt. Tijdig delen met de ouders als ze zich zorgen maken. In overleg blijven als ouders proberen het gesprek te vermijden, omdat ze een negatieve boodschap krijgen. Allemaal te volgen, en te begrijpen…

Wij hebben al op veel plekken geleefd (Cambridge, Sidney, Gent, Brugge, Berlijn, Soest). Onze kinderen liepen al op verschillende plekken school. Op al deze plaatsen zag ik leerkrachten die aandacht geven aan de eigenheid en het talent van elk kind. Ik zag wel een groot verschil in hoe er in de verschillende landen wordt gerapporteerd en welke accenten er worden gelegd.

De Jongste Dochter kwam aan op school en botste meteen tegen… de (Nederlandse) meetlat. En er zijn er veel: latten in de school, in de samenleving. Er bestaat een moeilijk woord voor ‘discriminatie op basis van je mogelijkheden’ in het Engels: ableism.

Ik vind het mooi hoe Miex deze term vertaald heeft in het beeld van ‘de latten’. Deze latten sluiten mensen uit.

Het is hilarisch om de rapporten naast elkaar te leggen van verschillende landen. Ook mijn kinderen kunnen er om lachen dat wat in Berlijn als zelfbewust en praatgraag werd beoordeeld, in Nederland geldt als gereserveerd en eerder stil. Wat in België als ongehoorzaam werd geacht, krijgt in Nederland de term assertief. Op sommige plekken is het makkelijker als je kind muzikaal is omdat werkelijk elk vak vertrekt vanuit muziek. Op andere plekken valt muziek buiten het rapport, en is het vrijetijdsbesteding of een exotisch vak in de marge. In sommige scholen wordt hoog gescoord omdat dit het kind moed geeft. In andere scholen wordt laag gequoteerd omdat dit het kind stimuleert om nog beter te kunnen. En dan heb ik het nog niet eens over de Nederlandse cito-toetsen gehad. Ik begin stilaan te denken dat de rapporten meer zeggen over de cultuur, de maatschappij, de school en misschien ook over de kijk van de leerkracht dan over mijn kind zelf.

Kinderen worden van kleins af aan getest, gemeten, beoordeeld, en in vakjes gestopt. En we nemen dit nogal serieus, dit proces van meten en beoordelen.

Met z’n allen dus zo snel mogelijk naar die collectieve meetlat… om ze dan samen goed te bekijken en te onderzoeken hoe we de meetlat kunnen relativeren en interpreteren, en hoe we met z’n allen die latten aankunnen, doorkunnen, langskunnen en overkunnen [1].  

 

[1] Met knipoog naar ‘We gaan op Berenjacht’ door Helen Oxbury.

 

Sofie Sergeant werkt als coördinator onderwijs voor DSiN en ontwikkelde een door UDL-geïnspireerd bos met onderwijsmaterialen: https://disabilitystudies.nl/les-en-studiemateriaal. Graag nodigen we u uit om hier een kijkje te gaan nemen en graag ook een bijdrage te leveren. Daarnaast start Sofie Sergeant in september 2016 met een onderzoeksproject “Samen werken, samen leren” met focus op training en coaching binnen het Programma Gewoon Bijzonder van het NPG. Sofie Sergeant is ook verbonden met KONEKT, een netwerkorganisatie voor mensen met een beperking in Gent.