Het klikt

Gert Rebergen
|

Wat weten we zeker over de vraag “Waarom wat op welke manier klikt?” en over de vele antwoorden daarop die al zijn bedacht?

Klikken is zowel een ‘persoonlijk’ als een ‘onpersoonlijk werkwoord’. In deze blog gaat het om het ‘onpersoonlijke werkwoord’ klikken, waarin niet jij, hij, wij of zij klikken, maar het klikt. Klikken komt los van de persoon tot stand, terwijl het klikken wel tenminste één persoon in een menselijke context vooronderstelt. De natuur als a-persoonlijke context kan niet klikken met iets of iemand anders; een mens klikt, een dier of een boom misschien ook wel, maar dat klikken valt niet samen met het menselijk klikken. Tussen mensen kan het klikken. Bij een wederzijds klikken, voelt het klikken lekker. Eenzijdig klikken wordt voor de ander bij wie het niet klikt, al gauw een plicht om de schijn hoog te houden of in extremo stalken. Tussen een mens en de natuurlijke omgeving kan het ook klikken, maar dat wil niet zeggen dat de natuur enig besef heeft van de klik die de persoon ervaart met zijn natuurlijke omgeving.

Als mensen goed met elkaar overweg kunnen, klikt het. Het klikt niet ‘in’ maar ‘tussen’ die mensen; het klikt in het ‘inter’. In het ‘tussen’ van een persoon en een ander of het ‘tussen’ van een persoon en de a-persoonlijke context. De ervaring van de klik is alleen de mens gegeven. In het inter-esse, in het tussen-zijn, schuiven het spreken en het handelen (deelnemen) in elkaar, schrijven de methodeontwikkelaar Aetzel Griffioen en de activistische filosoof Oosterling1.

Maar is dat samengaan van spreken en handelen voldoende om ‘het’ te laten klikken tussen de mainstream en het daarvan uitgeslotene? Uitvergroot geformuleerd: is het ineengeschoven spreken en handelen voldoende om weg te komen van het etnisch, medisch, sociaal, gender, financieel-economisch, categoriaal of deskundologisch profileren?

Het kan pas klikken als we ons denken ook in het ‘inter’ invoegen. Als we het denken + spreken + handelen in het ‘inter’ gedrieën laten zijn (vertoeven). Diversiteit vereist dat het denken aan het ‘tussen-zijn’ ineengevlochten met het spreken en het handelen deelneemt en als drie-eenheid optreedt in het ‘inter-esse’. Opdat de interesse in elkaar en de participatie van allen aan het ‘inter’ in een specifieke context het perspectief is waarin participatie vorm krijgt.

Dat mag Ubuntu heten, of de gepostmoderniseerde vreedzame co-existentie, of participatie tig.0, of (politiek-filosofisch gezegd) de inclusieve rede als het conventiekritische alternatief voor de neoliberale rede2.

Dat het niet gemakkelijk is om diversiteit vorm te geven, valt dagelijks in de media waar te nemen. Wie het nieuws volgt zal onderstaande berichten die de afgelopen maand in de media zijn verschenen, herkennen:

  • het politieapparaat dient zich te verhouden tot zijn neiging etnisch of psychiatrisch te profileren;
  • de GGZ dient zich te verhouden tot haar neiging medisch of sociaal te profileren;
  • de overheden dienen zich te verhouden tot hun neiging om financieel-economisch te profileren;
  • investeerders dienen zich te verhouden tot profilering op basis van gender;
  • adviesorganen en wetenschappen dienen zich te verhouden tot categorisch en deskundologisch profileren.

Want profilering maakt meer kliks kapot dan ons lief is.

Profileren wordt dankzij het geloof in en heilzame doorwerkingen van identificeren en categoriseren legitiem. Belonging = ervoor zorgen dat het klikt en blijft klikken.

 

Gert Rebergen
Adviseur, deeltijdactivist en schrijver
27-11-2019

 

[1] A. Griffioen, H. Oosterling, Onderwijs in het antropoceen. In: M. Schuilenburg, S. van Tuinen (red.), Leven in het antropoceen. Een handleiding. Boom, Amsterdam, 2019, pp. 135-155. Citaat op pag. 153.

[2] W. Brown, Het ontmantelen van de demos. De stille revolutie van het neoliberalisme. Octavo, Amsterdam, 2018.