Een wandelingetje naar een denkhut

Gert Rebergen
|

“Moe?”, vroeg Daan langs z’n neus weg aan Katie.
“Niet echt. We komen d’r wel”. Een nog net hoorbaar zuchtje ontsnapte Katie.
“Zullen we samen naar boven huppelen?”, stelde Revah aan Kira voor. Kira pakte de hand van Revah. Zij gingen al een paar jaar elke week met z’n tweeën naar ‘de Aqua’ en ‘Pilates’. Voor de lol, zeiden ze, maar natuurlijk ook, bijna stiekem, om lekker strak in het velletje te blijven zitten.
Katie kreeg een zachte hand van Daan in haar rug. Dat duwtje deed haar goed. Het wandelpad naar de gehuurde denkhut werd steeds steiler, in ieder geval voor Katie.

Twee maanden eerder hadden Revah en Kira een stapeltje boeken over wandelen verzameld. Grote denkers, maatschappijkritische feministen, spiritueel aangelegen, naast gewoon gebleven mensen, leken er allemaal aan te doen. De wandelliefhebbers stelden al jaren geleden vast dat er 9 redenen zijn om te gaan wandelen. De belangrijkste zijn ‘buiten willen zijn’ (30%), ontspanning/bezinning/ hoofd leegmaken (23%), conditie op peil houden (13%) en er even tussenuit gaan (9%). De 5 andere redenen scoren slechts een zesje of minder. Het werd volgens de jonge onderzoekers hoognodig tijd om als onderzoekkwartet een persoonlijk groepsvoorproefje te gaan organiseren. Een PPI’tje noemden ze het gekscherend; een participative preliminary investigation. Dan zouden ze later hun doelgroep nog beter kunnen gaan helpen. Katie en Daan hielden wel van zo’n buitenactie. Ze zijn allebei graag buiten en gaan er voor hun eigen ontspanning veel te weinig op uit. In hun bubbel is het veel te druk met van alles en nog wat. Ontspanningstijd ontbreekt eigenlijk altijd. Carrièreplichten en deadlines arresteren steeds weer de oorspronkelijke betekenis van tijd, het vermogen om in te delen.
Een wandelweekeinde in een ruim bemeten denkhut in de uitgestrekte Engelse bossen, doet het onderzoekkwartet stilstaan bij de 8 factoren van niet-echt-mens-worden, meenden Kira en Revah. Voor dat argument waren Katie en Daan best wel gevoelig.

Eenmaal bij de zespersoons denkhut aanbeland en een fruitig wijntje ingeschonken, deed Daan het prikkelende voorstel dat de twee jongsten van het gezelschap nou maar eens duidelijk moesten maken waar zij met z’n 4’en over zouden willen denken. Boven de houten deur van de hut stond niet voor niets DENKhut. Kira en Revah kenden Daan en ook Katie al een poosje en hadden zich voorbereid. Dat werkte bij de senioren het best. Revah liep naar haar rugzak en haalde haar schriftje tevoorschijn. Met dat schriftje wuifde ze met een gespeeld arrogante blik zichzelf koude lucht toe. Katie en Daan konden dat gebaar waarderen.

“Beste Katie en Daan”, begon Revah. “De nieuwe generatie denkers, Kira en ik dus, maken zich zorgen over het eindeloze uitstel van echte resultaten. Want wij zijn allemaal heel veel bezig met visies en waarden. Misschien wel heel erg veel.” Katie fronste haar wenkbrauwen en keek snel even naar Daan die overigens onbewogen bleef. Revah en Kira zagen de blik van Katie – een blik die hen nerveus maakte. Snel voegde Kira toe: “Dat is natuurlijk hartstikke nodig, zeker wel, dat vindt de doelgroep ook. Meer eh … de hoe-vraag beantwoorden wij graag met onze visionaire waarden en platitudes, meestal niet met concrete vernieuwende aanraders.” Katie’s gezicht klaarde enigszins op. Revah vervolgde: “Dankjewel Kira voor deze toelichting. In de denkhut moeten we allemaal zorgvuldig ons denken zo goed mogelijk laten praten. Anders wordt het een feodale oreerhut. Nie die buffel struikel nie.” Alle vier begrepen het grapje van Revah; de sfeer ontspande gelukkig gelijk weer.
“Wij hebben een rijtje voor ons fundamentele vragen voorbereid die we met jullie verder zouden willen verkennen. Zal ik ze allemaal opnoemen?” Daan en Katie knikten instemmend, misschien beter: verwachtingsvol.

“Ten eerste. Kan de mens zonder wandelen wel echt mens zijn? Want wat betekent het niet kunnen wandelen voor de compleet-wording van het menszijn van mensen die zonder goed werkende benen of helemaal zonder benen zijn geboren?”
Daan schoof op zijn stoel naar voren, plantten zijn ellenbogen bij z’n knieën en legde het hoofd aandachtig in de handen. Het begon gelijk te ratelen in z’n brains. Alle vier hoorden Daans ongehoorde. Katie bevestigde met een nauwelijks zichtbaar knikje de relevantie van de vraag. Haar lippen spraken lichte bewondering.
“Ten tweede. Hoe kunnen mensen het volhouden om te zeggen dat iedereen als normaal mens moet worden gezien, terwijl ze er heel veel aan doen om met een in hun ogen niet-normaal mens op hun eigen, bekende, normale, al jaren lang beoefende manier om te gaan.”
Katie kon het niet laten te reageren. “Die gaat gelijk deep to the truth.” Ze was die Engelse woorden nog niet zo lang geleden in de vakliteratuur tegengekomen en gebruikte ze omdat ze zo goed de kern van de gezamenlijke maatschappelijke uitdaging verwoordden. “Dat moeten we die mensen maar eens gepland programmatisch gaan vertellen. Ze hebben het namelijk niet door hoe paternalistisch ze doen.” De rechter vuist van Katie maakte zich los van de stoelleuning. De vuist versterkte.
Heel zacht fluisterde Kira: “En wij misschien zelf ook wel een heel klein beetje, toch?”
Voor de lieve vrede ging Revah gelijk verder met het derde punt, in de hoop dat Daan en Katie de opmerking van Kira niet zo goed zouden hebben gehoord. Tijd om het te laten indalen, was er nog niet. De modus ‘druk, druk, druk met carrièreplichten en deadlines’ raakt niemand gelijk kwijt na een wandelingetje naar een gehuurde denkhut.

 

Met dank aan:
https://www.youtube.com/watch?v=5cYUrPwkIVc
ᴥ Rosi Braidotti, Maria Hlavajona (2018). Posthuman Glossary. London/New York: Bloomsbury Ac., pp. 342 – 345.
ᴥ Gert R. Rebergen (2022). Kleine morrelingen. Rotterdam: Brave New Books.

Gert Rebergen
(adviseur, schrijvende deeltijdkluizenaar)