De historicus, de moralist en de kunstenaar

Paul van Trigt
|

‘Papa, waar zit je hart?’ vroeg één van mijn dochters onlangs. Ik wees het aan, pakte haar hand en liet haar voelen. Op het moment dat ik vroeg of ze iets voelde, was ze de belangstelling voor het hart al weer verloren. Misschien was mijn reactie ook niet bijster interessant. Het hart is meer dan een spier die bloed door het lichaam pompt. Waar zit je hart? Dat is een vraag naar wat je raakt, naar dat wat je in beweging brengt.

Het is een vraag die doet duizelen. Want natuurlijk kan ik zonder moeite personen en zaken noemen die mij in beweging brengen, maar wat drijft mij echt? Dat is – vind ik - nog niet zo eenvoudig helder te krijgen, laat staan helder uit te drukken. De enige reden waarom ik uit mijn bed kom, zei Arnon Grunberg toen hem dat gevraagd werd, is dat ik zin heb in seks. Tja, dat is een duidelijk antwoord. Maar wie meer van hem gelezen heeft, weet dat de werkelijkheid net iets complexer is.

Sinds ik als historicus werk op het terrein van Disability Studies, krijg ik regelmatig de vraag waarom ik de geschiedenis van handicap schrijf. Ook daar zijn tal van antwoorden mogelijk. Zo moet er brood op de plank komen. Maar er is meer: het ideaal van de inclusieve samenleving is onder mijn huid gekropen. Ik kan er slecht tegen als mensen met een beperking gecategoriseerd, betutteld of genegeerd worden.

Nu is het fijn om geëngageerd je werk te kunnen doen, maar… niet zonder gevaar. Waarom? Omdat het schuurt met ‘afstandelijke wetenschap’? Ja. Niet dat ik denk dat de wetenschapper echt afstand kan nemen, in de zin van zichzelf boven de werkelijkheid en zijn onderzoeksobject stellen. Historici construeren niet alleen de historische werkelijkheid, maar zijn zelf ook altijd onderdeel van die werkelijkheid. Toch loont het om af en toe afstand te nemen, om te reflecteren. Dat is zeker niet alleen aan wetenschappers voorbehouden, maar die zijn daar – als het goed is – wel in getraind.

Neem mijn eigen discipline geschiedenis: historici zijn en worden bij uitstek getraind om hun bronnen kritisch te analyseren en die vanuit meerdere perspectieven te bekijken. Daarom staan veel historici huiverig tegenover activisme, want dan dreigt het gevaar dat de bronnen alleen maar in het eigen straatje gepast worden. Toen ik recent aan een collega over mijn onderzoek vertelde, vroeg hij of ik last had van activisten. Nou nee. Een dergelijke uitspraak getuigt van naïviteit (alsof wetenschap niet ook politiek is) en is waarschijnlijk niet ingegeven door ontmoetingen en samenwerkingen met activisten. 

Tegelijkertijd snap ik de vraag ergens wel. Geschiedenis is regelmatig gebruikt voor een of ander activistisch gelijk en tot nieuw inzicht leidde dat zelden. Daarom wil ik me niet altijd laten leiden door mijn engagement. Want dan is moralisme nooit ver weg. En de moralist, schreef de onlangs overleden schrijver Imre Kertész, ‘kan geen kunstenaar zijn omdat hij de wereld niet schept maar erover oordeelt, waarmee hij volkomen overbodig werk verricht’. Ik ben geen kunstenaar, maar Kertész daagt me uit om geschiedenis zo te schrijven dat het iets toevoegt. Om lezers en toehoorders te verrassen met een verleden dat anders is dan gedacht. Een verleden dat zal raken, maar hoe en waar? Dat wordt bepaald door waar je hart zit.

Paul van Trigt werkt als postdoc aan de Universiteit Leiden in het project Rethinking Disability: the Impact of the International Year of Disabled Persons (1981) in Global Perspective